Het Basisinkomen – Bijlagen – Definities en motivatie
Definitie en motivatie
Een basisinkomen is een inkomen, gegeven of gegarandeerd door de overheid aan de burgers. Bij basisinkomen wordt over het algemeen een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) bedoeld. Het is hoog genoeg om zonder luxe van te leven. De hoogte van het bedrag wordt door de EU gesteld op 60% van het mediane inkomen. Bij voorwaardelijkheid spreekt men niet meer van een basisinkomen maar van een uitkering.
Redenen voor invoer
- fundamentele mensenrechten (recht op leven, aandeel in natuurlijke rijkdommen);
- idealistische motieven (vrijheid, lossere band tussen werk en inkomen, inkomensnivellering);
- sociale motieven (armoedebestrijding, vermijding van stigma’s, tegengaan van uitbuiting);
- economische motieven (bevordering kleinschaligheid, evenwichtigere arbeidsverdeling, stimulering lokale economie);
- emancipatoire motieven (waardering van traditioneel door vrouwen verrichte werkzaamheden);
- ontwikkelingsmotieven (basisinkomen als ontwikkelingshulp, universeel basisinkomen);
- praktische overwegingen (eenvoud, vermijding van willekeur en bureaucratie);
- nog meer praktische overwegingen: minder ziektekosten.
Website “Onvoorwaardelijk Basisinkomen”
Het waarom van een basisinkomen
Reële lonen stijgen al 30 jaar niet meer als gevolg van globalisering. Dat wil zeggen dat mensen steeds minder koopkracht hebben. Meer en meer mensen leven in economische onzekerheid door de flexibilisering van de arbeidsmarkt en werkloosheid. Door technologische ontwikkelingen zullen steeds meer banen verdwijnen. Sociale zekerheid wordt daardoor steeds duurder en ineffectiever. We hebben nieuwe mechanismen nodig om de levensstandaard van grote groepen mensen op peil te houden. Het basisinkomen is het enige sociale beleid dat gegarandeerd iedereen bereikt, in tegenstelling tot de huidige regelingen die gebaseerd zijn op gedrags- en inkomenstoetsen.
De angst
Gaan mensen nog wel werken? Uit experimenten met het basisinkomen in Canada blijkt dat mensen in uren inderdaad minder betaald werk verrichten, zon 10%. Maar is dat erg? De groepen die minder gaan arbeiden zijn over het algemeen getrouwde vrouwen (niet de kostwinnaars) die ervoor kiezen langer zwangerschapsverlof te nemen en jongvolwassenen die langer studeren. Ze blijven zich dus zinvol inzetten voor de samenleving. De waarde van al het onbetaalde werk in Nederland wordt nu al geschat op meer dan de helft van het BBP. En trouwens, zou u zelf de rest van uw leven op de bank gaan hangen als u 1500 euro per maand basisinkomen kreeg?
Politieke haalbaarheid
Het basisinkomen is zeker politiek haalbaar! In de jaren 70 stond het al op de agenda van een aantal politieke partijen in Nederland (PPR en D66). Het huidige systeem bereikt duidelijk niet de juiste mensen, is ineffectief en ongelooflijk duur. Daarnaast biedt het geen oplossingen voor werkloosheid en toenemende armoede. Naarmate het draagvlak voor het basisinkomen onder de Nederlandse bevolking toeneemt, wordt het voor politieke partijen steeds interessanter – en noodzakelijker – om het onderwerp in hun programma op te nemen. De grootste zorg voor politieke partijen is namelijk het winnen van de eerstvolgende verkiezingen. De groeiende groep teleurgestelde mensen die zich afkeren van de politiek zullen weer gaan stemmen op het moment dat een politieke partij een positieve toekomstvisie uitdraagt in de vorm van het basisinkomen. Het is dus aan onszelf om ervoor te zorgen dat het basisinkomen er ook echt komt.
Hoe te realiseren?
Geweldige dingen ontstaan nooit zomaar. We moeten ons organiseren, lobbyen en onze rechten claimen. Werk- en dakloosheid, woede, stress en vervreemding nemen toe. Dit zal alleen veranderen wanneer wij ons ertegen uitspreken en in actie komen. Iedereen kan iets bijdragen vanuit zijn of haar specifieke talenten. Een goede manier om het basisinkomen nog meer in de politieke mainstream te krijgen is door het opzetten van pilotprojecten, waarmee lokale gemeenschappen de eerste stappen zetten richting een basisinkomen. Deze projecten zijn eerder in verschillende vormen uitgevoerd in India, Canada en Namibië, met positieve uitkomst voor alle betrokkenen.
Website “Vereniging Basisinkomen”
Een basisinkomen is een vast (maand-)inkomen, dat de overheid aan iedere burger verstrekt of garandeert zonder daar voorwaarden bij te stellen. Het heet basisinkomen omdat het net genoeg is om van rond te komen. Wie een hoger inkomen wil blijft aangewezen op andere bronnen zoals inkomsten uit arbeid. De meningen zijn nog verdeeld over de ideale hoogte van een basisinkomen.
- De Vereniging Basisinkomen stelt dat het toekennen van een onvoorwaardelijk basisinkomen aan iedereen die dat nodig heeft mensen zelf de regie weer in handen geeft.
- Iedereen wordt door het basisinkomen erkend als volwaardig burger, zonder voorwaarden vooraf. Dit zal leiden tot meer saamhorigheid in de samenleving. Het is een verklaring van vertrouwen vanuit de gemeenschap naar elke burger. Het zelfrespect bij de gemiddelde burger zal toenemen.
- Het kostwinner-principe verdwijnt. Niemand is nog totaal financieel afhankelijk van een partner.
- Iedereen zal in staat zijn om te kunnen voorzien in de meest basale kosten van levensonderhoud. Dakloosheid, honger en schulden kunnen worden uitgebannen.
- Een basisinkomen is goed voor het gezinsleven. Ouders die dat willen kunnen zich primair richten op de zorg voor hun kinderen. Dit zal de kwaliteit van de opvoeding ten goede komen.
- Je hoeft niet om het even welk werk te accepteren. Je kunt vanuit een sterkere positie onderhandelen met degene die je een betaalde baan aanbiedt. Daardoor kun je betere arbeidsomstandigheden eisen. En bijvoorbeeld een hoger salaris. Salarisverhoging (dus meer koopkracht) voor meer mensen is goed.
- Wanneer niemand meer verplicht hoeft te werken zullen veel mensen waarschijnlijk minder uren gaan werken, waardoor er meer ruimte beschikbaar komt op de betaalde arbeidsmarkt. De beschikbaarheid van betaalde functies zal dus groeien, in tegenstelling tot de huidige situatie.
- Je kunt meer invloed krijgen op het werk zelf, en op het functioneren van je bedrijf. Hierdoor krijg je dus meer greep op je eigen functioneren, en daarmee ook meer maatschappelijke verantwoordelijkheid.
- Je kunt makkelijker ontslag nemen.
- De productie van goederen en diensten kan door een verdere mechanisering en automatisering efficiënter en kwantitatief beter worden uitgevoerd.
- Vasthouden aan het streven naar volledige werkgelegenheid boven automatisering dwingt veel mensen tot het verrichten van onnodig geestdodend en mensonwaardig werk. Kostbare levenstijd wordt op deze manier zinloos verbruikt en kan tegelijkertijd niet meer zinvol worden aangewend. De menselijke waardigheid wordt op deze manier geminacht.
- Veel administratieve rompslomp wordt overbodig. Dit bespaart veel tijd, energie, geld, papier en ergernis. Ambtenaren hoeven niet meer dag in dag uit formulieren te bekijken en duizend-en-één bureaucratische regeltjes proberen te handhaven. Ook zij kunnen na invoering van het basisinkomen hun leven eindelijk naar eigen inzicht invullen met vrijwillig gekozen activiteiten.
- Een wereldwijd ingevoerd basisinkomen zal een veel evenwichtigere wereldhandel tot gevolg hebben. Dit zal een sterke toename van de welvaart in ontwikkelingslanden tot gevolg hebben. Daardoor zal economische migratie, op zoek naar welvaart in rijkere delen van de wereld, afnemen. Ook zal de noodzaak voor mensen in ontwikkelingslanden om roofbouw te plegen op de natuur sterk afnemen.
Commissie van aanbeveling onderzoek Basisinkomen ingesteld
Website “Onvoorwaardelijk Basisinkomen” – 24-11-2014
Sinds begin dit jaar zijn “we” bezig met het vormen van een commissie van aanbeveling, respectievelijk adviesraad met behulp waarvan wij hopen meer kans te maken op politiek draagvlak voor het doen van experimenten met een Onvoorwaardelijk Basisinkomen.
Dit streven heeft vrijdag 21 november 2014 een enorme stimulans gekregen. Tijdens het toekomstfestival Let’s Gro in Groningen vond op initiatief van MIES Lab een expertmeeting plaats om samen te denken over een proef met een Onvoorwaardelijk Basisinkomen (OBi).
Tijdens de gesprekken zowel in als buiten de werkgroepen werd het ten eerste mogelijk de commissie van aanbeveling een hechte vorm aan te laten nemen. De volgende personen heb ik bereid gevonden hier zitting in te nemen:
- Anja Eleveld, docent/onderzoeker verbonden aan de afdeling Sociaal Recht van de VU
- Arjo Klamer, prof. economie, wethouder S&W Hilversum,
- Bart Nooteboom, part-time professor Innovation policy
- Cornelis Zwart, sociaal econoom, em. prof. sociale pedagogiek en em. prof. organisatieontwikkeling en menselijke kwaliteit
- Gerard te Meerman, universitair hoofddocent (Dept. of Genetics), biostatisticus
- Hans Weggemans, directeur Wijkontwikkeling, Zorg en Welzijn Enschede
- Henk de Vos, em. universitair hoofddocent sociologie
- Jan Rotmans, prof. transities en transitiemanagement
- Joop Roebroek, Senior Consultant Bureau Vertige/Developing social innovation
- Klaas van Egmond, hoogleraar Geowetenschappen (in het bijzonder Milieukunde en Duurzaamheid)
- Liesbeth van Tongeren, lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks, woordvoerder Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu en Veiligheid en Justitie.
- Loek Groot, universitair hoofddocent Economie van de publieke sector
- Martha Meerman, lector Gedifferentieerd Human Resource Management
- Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen
Een tweede resultaat is de constatering, dat het in meerdere steden inderdaad menens is om een experiment met het OBi te gaan doen.
Thema van de groep waar ik aan meedeed was: “Hoe kunnen we de bijstandsregeling zo veranderen dat het weer een duidelijk teken ervan is dat je op de ‘overheid’ (de gemeenschap dus) kan rekenen”. Het huidige teken waar de bijstandsregeling in staat lijkt namelijk verouderd, bevoogdend, stigmatiserend en ondoelmatig. Een duidelijk geval dat pleit voor de invoering van een OBi lijkt het.
Dit is er immers op gericht ons van deze betutteling, onderwerping en stigmatisering te bevrijden, doordat het iedereen van deze afhankelijkheid ontslaat door te zorgen voor een gegarandeerde en onvoorwaardelijke financiële basis om in je basisbehoeften te kunnen voorzien. De voorstanders verwachten van de invoering daarvan een heleboel zegeningen, zoals die uit experimenten op verschillende plaatsen in de wereld al zijn naar voren zijn gekomen.
Tegenstanders trekken al deze te verwachten voordelen echter in twijfel en verwachten soms zelfs juist de tegenbeelden ervan. Beide kampen debatteren echter op aannames. De voorstanders op de aanname dat resultaten elders hier ook gegarandeerd behaald zullen worden. Juist dit zullen we echter moeten bewijzen (of juist het tegendeel ervan) door het doen van experimenten.
Met behulp van de inbreng van een aantal sociale wetenschappers, een statisticus, een jurist en een aantal ervaringsdeskundigen (al of niet verenigd in een en dezelfde persoon) kwamen we tot de volgende aanbeveling:
- Beschrijf de contouren van het onderzoek rekening houdend met onderstaande.
- Stel met de gemeente waar je dit experiment wil doen een contract op waarin de contouren van het onderzoek goed staan beschreven en alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan en door wie.
- Maak een brief waarin je duidelijk aan de beoogde deelnemers uitlegt wat de bedoeling is.
Waarom de ene groep wel een OBi krijgt in de plaats van een bijstandsuitkering (terwijl mogelijk bijzondere regelingen daarnaast nog nodig blijven) en waarom de situatie in dit opzicht voor de andere groep niet veranderd- Kies een wijk waarin veel bijstandsuitkeringsgerechtigden wonen
- Werk daarin met groepen van minstens 1000 personen.
- Vergelijk een groep die wel een OBi krijgt met een groep, die dat niet krijgt (met eventuele subgroepen, waarmee naar speciale effecten kan worden gekeken)
- Verzamel na verloop van een bepaalde tijd de gegevens die je wilt hebben..
- Vorm eventueel groepen die twee jaar in het onderzoek opgenomen zullen zijn en groepen waarvoor het experiment vier of vijf jaar zal lopen.
- Formuleer vooraf wanneer het experiment pleit voor de invoering van een OBi, ook elders of overal, en wanneer juist niet
Tenslotte lijkt deze aanpak geschikt om een ontwerp te maken, dat in ieder gebied – dat groot genoeg is voor het vormen van onderzoeksgroepen – toegepast zou kunnen worden, zodat men niet overal het wiel hoeft uit te vinden.
Ik hoop, dat het lukt in de eerste helft van december een constituerende vergadering voor de beoogde commissie van aanbeveling te kunnen beleggen, om daarna – naar aanleiding van bovenvermelde – snel van start te kunnen gaan met het maken van zo een ontwerp, dat daarna landelijk voor elk van dit soort experimenten kan worden gebruikt.
Met hartelijke groet,
Adriaan Planken