Meten is zweten
Zoals zo vaak een mooi artikel in De Correspondent. Waarom? Over het algemeen omdat het appelleert aan mijn eigen beleving en soms omdat het de spijker maar weer ’s op zijn kop slaat. Zoals in dit geval, waarin mijn stokpaardje over de idiote econometrie wordt bevestigd in termen als kwantificering en ‘sportificering’. Meten is zweten, want er wordt heel wat energie gestoken in het verzamelen van cijfers om voors te verkopen of tegens te weerleggen. Energie die de maatschapppij op andere vlakken heel goed zou kunnen gebruiken …
Filosoof René Gude noemde het de ‘sportificering’ van de samenleving: ‘Peilingen en rankings tuimelen over elkaar heen. Die sportificering ervoer ik in het klein in de klas. En je ziet het in het groot terug in praktisch alle onderdelen van de maatschappij: bij de politie, bij de publieke omroep, in de gezondheidszorg en in het onderwijs.
Alles wordt gemeten: van het aantal verkeersboetes tot de hoeveelheid bachelordiploma’s, van de klanttevredenheid tot het bruto binnenlands product. En steeds vaker worden organisaties, individuen of landen afgerekend op die metingen. Televisieprogramma’s verdwijnen als de kijkcijfers tegenvallen. Wetenschappers krijgen alleen promotie als ze voldoende publiceren. Kwantificering maakt de maatschappij overzichtelijk. We tellen, ranken en scoren. Er zijn winnaars en verliezers. De samenleving is een sporttoernooi. Met als koningsnummer: geld. Hoe hoger je inkomen, hoe hoger je positie op de sociale ladder.
Uit geluksonderzoek blijkt dat mensen die extrinsiek gemotiveerd zijn – geld, status, imago – ongelukkiger zijn dan intrinsiek gemotiveerde mensen – nieuwsgierigheid, plezier, empathie. Andere aspecten die belangrijk zijn voor je geluk zijn een goede gezondheid, fijne vrienden en familie. Het zijn stuk voor stuk zaken die niet te tellen zijn. En je kunt er niet op concurreren: hoe meer ervan is, hoe beter.
Bron: De Correspondent (Sanne Blauw)